Verschil tussen deductieve en inductieve argumenten Verschil tussen

Anonim

Deductieve versus inductieve argumenten

Deductieve en inductieve argumenten zijn twee soorten argumenten die betrekking hebben op logisch en analytisch denken.

Onderscheidend argument

deductief denken is redeneren van abstracte, algemene principes tot een specifieke hypothese die uit deze principes volgt. De argumenten die uit een dergelijk denken voortkomen, worden deductieve argumenten genoemd. Bijvoorbeeld:

Sylvia bezit alleen witte overhemden en blauwe overhemden.

Sylvia draagt ​​vandaag een shirt.

Dus Sylvia draagt ​​vandaag een wit overhemd of een blauw shirt.

Dit is een voorbeeld van een deductief argument. Het is zo omdat de twee premissen of het ondersteunende bewijsmateriaal de eerste en de tweede bewering waar blijken te zijn. Als de premissen waar zijn, zal de conclusie of de conclusie van de twee zeker waar zijn. Dergelijke uitspraken zijn logisch correct.

In deductieve argumenten garandeert het ondersteunende bewijs een betrouwbare, waarheidsgetrouwe conclusie. In deze verklaringen bieden de premissen een sterke ondersteuning van het argument. En als het pand correct is, dan is het onmogelijk dat de conclusie verkeerd is. In een deductief argument is de gevolgtrekking of de conclusie zeker. De conclusie is geldig als het bewijs waar is en de conclusie ongeldig is als het bewijs niet klopt vanwege de relatie tussen het bewijs en de conclusie.

Inductieve argumenten

Inductief denken houdt een aanvullend proces in van het observeren van een aantal specifieke gebeurtenissen of instanties en het interfereren met een abstract, algemeen principe om die instanties te verklaren. De argumenten die uit een dergelijk denken voortkomen, worden inductieve argumenten genoemd. Bijvoorbeeld:

De eerste kat is wit.

De tweede kat is wit.

De derde kat is wit.

De vierde kat is wit.

Dus alle katten zijn wit.

Dit is een voorbeeld van een inductieve verklaring. Een inductief argument is gebaseerd op meer van de waarneming van het ondersteunende bewijsmateriaal. De gevolgtrekking of conclusie getrokken in een inductief argument is slechts een waarschijnlijke waarheid. De conclusie is geïnduceerd in dit soort uitspraken.

Bij inductieve argumenten is de conclusie afhankelijk van het bewijsmateriaal. Het resultaat is correct en waar als het bewijs klopt. De gevolgtrekking kan echter ook waar zijn als het bewijs niet juist is. Bijvoorbeeld:

Alle reptielen zijn zoogdieren.

Alle slangen zijn reptielen.

Alle slangen zijn zoogdieren.

Hier is het bewijs waar en zo ook de gevolgtrekking. Gezien het volgende voorbeeld:

Alle mensen zijn reptielen.

Alle reptielen hebben haar.

Alle mensen hebben haar.

Hier is het bewijs onjuist, maar de gevolgtrekking is nog steeds zeker en nauwkeurig.Er kan dus worden opgemerkt dat de conclusie zeker is, zelfs als sommige of alle bewijzen onjuist zijn en de conclusie nog steeds waar kan zijn.

Samenvatting:

1. In deductieve argumenten is de conclusie zeker, terwijl in inductieve argumenten de conclusie waarschijnlijk is.

2. De deductieve argumenten zijn logisch, terwijl de inductieve uitspraken meer op observatie zijn gebaseerd.

3. Bij inductief redeneren kan de gevolgtrekking waar zijn, zelfs als een deel van het bewijs onjuist is; echter, in een deductief argument, als het bewijs vals is, zal dit leiden tot een valse gevolgtrekking.